Teun

Blog

Menu
  • Home
Menu

Het regende pijpestelen

Geplaatst op 21 januari 202121 januari 2021 door teun

Een niet-afgemaakt verhaal die ik in oktober en november van vorig jaar schreef. Het is vrij matig, maar ik heb er in elk geval lering uit getrokken. Sterkte! (Het gaat over een natuurramp dat zo erg is dat schuilen er niks bij is. Het gaat pas over tientallen jaren over, waardoor de hoofdpersonen zich ergens anders moeten intrekken. Ondertussen bedenken geleerden over de oorzaak en worden de hoofdpersonen in het ene drama na het andere gesleept. Het uiteindelijke doel is overleven en weer terugkeren naar het oude bestaan.)

HOOFDSTUK 1
Het regende pijpestelen. De paraplu werd mij aangereikt door mijn vriendin en terwijl ik samen met haar naar een afgelegen plek struinde, werd ik door mijn baas gebeld. In dat telefoontje vertelde hij me over een mogelijke natuurramp dat zich voltrok over de gehele wereld. De verbinding viel plots weg, waardoor ik met vragen achterbleef. Over welke natuurramp heeft hij het? Wanneer gebeurde het? Zitten we er nu midden in? Het internet bood mij niet de plek aan waarop ik de antwoorden hierop kon krijgen, want ook die leek het niet meer te doen. De spanning was om te snijden, de regen bleef maar niet ophouden.
Intussen rende er een man op mij af. “Er is iets ernstigs aan de hand. Kom deze kant op.” Terwijl ik mijn vriendin achterliet, liep ik met hem mee, naar een café, ergens drie straten verderop om de hoek. Een vijfsterren café, wel te verstaan. “Ga zitten.” Hij liet me de voorkant van de krant zien en bood me een kop koffie aan, waarvoor ik bedankte. De kop, in chocoladeletters, omschreef onze situatie het beste en beantwoordde onze vragen tegelijkertijd in één klap: “Regen, regen, regen: de regen houdt ons in een wurggreep.”
Ik kreeg het licht benauwd. De man vertelde dat we nu onmiddellijk naar huis moeten gaan, omdat er een natuurramp gaande is, maar dat verhuizen mogelijk een optie is wat ons te wachten zou staan. De kans dat grote delen van ons land over zouden stromen door de hoeveelheid neerslag dat op ons neerviel, was namelijk zo groot dat het menens was. Code rood was al afgegeven. Die code zegt ons dat er een levensbedreigende situatie plaatsvindt. We hadden daarom niks meer te verliezen, de klok bleef maar tikken en tikken en we moesten iets doen. Nu het nog kan. We waren letterlijk aan het verzuipen: zo erg was het. Ik schudde vervolgens de hand en haastte me weer terug naar mijn vriendin. Ik zei tegen haar alle informatie die ik over de ramp had verzameld en we beslisten om zo snel mogelijk terugwaarts naar huis te keren. We hadden geen tijd meer te verliezen; er stonden levens op het spel.
Op de terugweg werd ik verwelkomd met een totale chaos dat ondertussen was ontstaan. Toeterende auto’s, gillende mensen, werkelijk alles wat je je hierbij kunt voorstellen. Na alles wat we hebben meegemaakt, was dit wel het hoogtepunt. Het was bijzonder om iedereen in totale paniek te zien, maar wij bleven uiteraard nuchter. Zo moeilijk hoefde het allemaal niet te zijn, toch?
De avond was aangebroken en toen we eenmaal weer thuis waren, zette ik direct de televisie aan. We hoorde via-via dat er omstreeks acht uur een persconferentie gepland zou zijn, waarbij de premier ons op de hoogte zou brengen van de stand van zaken. Verdere informatievoorziening hadden we niet; het internet was nog altijd stuk.
Ook dat nog: het donderde. De bliksem vond het kennelijk nodig om er nog eens een schepje bovenop te doen, bovenop alle ellende die we al moesten doorstaan. Waarom ons? Waarom moesten wij dit meemaken? Wilden de weergoden wraak op ons nemen of zo? “Woonden we maar in Syrië,” zei mijn vriendin hardop. Ik stemde daarmee in, door te knikken. “Ja. Zij hebben op dit moment niks te klagen.”
Het was inmiddels acht uur geworden. Vanwege de enorme stress konden we amper iets naar binnen krijgen, waardoor ons eten slechts bestond uit een aardappel of twee en wat vlees. Primitief, maar het doet zijn ding, toch? Ik greep naar de afstandsbediening en zette het volume op honderd, tot onvrede van de kat, die dat miauwend afwees.
De premier opende zijn verhaal met “Geachte landgenoten” en bracht daarna een op zijn zachtst gezegd behoorlijk alarmerende boodschap naar buiten.
“We zijn in oorlog met het weer,” zo stelde hij vast. De expert dat naast hem stond, was de directeur van het KMI, het Koninklijk Meteorologisch Instituut. “Wat wij zien op onze grafieken, is dat er een behoorlijke bui is voltrokken over ons land,” zei de expert, die zich Hans Hazelnoot noemde.
De premier probeerde met man en macht ons gemoedstand op peil te houden door ons te kalmeren met het gegeven dat ze de situatie onder controle hadden en het continue bleven monitoren, maar of dat hielp, was destijds nog maar de vraag. Bij ons in ieder geval niet.
De regen was natuurlijk nog niet opgehouden en onze katten haden zich inmiddels al onder de bank verstopt vanwege de luid hoorbare donderklappen van het onweer.
Iedereen leed eronder; niet alleen wij, echt iedereen. En die samenhorigheid voelde dan weer goed, we wisten in ieder geval dat wij niet de enige waren. Na een zeer late avond te hebben gehad, vielen we in slaap. Ik op de bank, zij op de grond.
We hadden behoorlijk slecht geslapen. Sterker nog, ik denk zo’n beetje iedereen wel. De regen was, vanwege het slecht geïsoleerde huis, namelijk flink hoorbaar. En niet zo’n beetje ook.
Het werk was even tijdelijk stilgelegd. Mijn werkgever zei dat we een paar weken vrijaf kregen gezien de situatie waar wij ons in bevonden. Maar hoe nu verder? We wisten het niet.
Ik zat met mijn handen in het haar. Ik had nog een heel leven voor me, maar nu moest ik mij plotseling zorgen gaan maken over de toekomst. Het zat me allemaal niet bepaald mee.
Om mijn hoofd even leeg te maken ben ik gaan stofzuigen. Tijdens het stofzuigen dacht ik na over de nabije toekomst. Daarin kwam onder andere een mogelijk nieuw woonadres naar voren. Waar willen wij ons later gaan vestigen, wat was de plek waar wij de rest van ons leven zouden willen doorbrengen?
Tsja, stel die vraag maar eens aan jezelf. Ik calculeerde in dat het waarschijnlijk door een impuls zal worden beantwoord, maar zelfs dan wilde ik het toch graag zelf beantwoorden.
Toen ik met het stofzuigen klaar was, plofte ik neer op de bank. Het hele lichaam verspreidde zich over de hele lengte van de bank, de benen liet ik leunen op de leuning. Terwijl ik de krant aan het doornemen was, was ik ervan overtuigd dat het allemaal wel mee zal vallen. IJdele hoop, zo bleek later. Want direct daarna werd ik door een familielid gebeld dat er een beslissing van leven en dood moest worden geveld. Ik moest onmiddellijk naar ze toe komen voor verdere uitleg. Direct daarna werd de verbinding afgekapt.
Mijn hoofd wees de richting van de uitgang aan en ik haastte me naar mijn auto. Ik trok de deur bijna in één ruk stuk, eenmaal achter het stuur scheurde ik weg.
Het regende nog altijd hard.. Maar dat was niet het ergste wat me overviel. Ik kreeg pech. De auto begaf het plotseling.
Op de pechstrook schakelde ik de noodlijn in. Met een taxi keerde ik weer terug naar huis. Ditmaal pakte ik de fiets om naar het familielid, mijn zus, te gaan. En die deed het gelukkig wél goed.
De koffie stond al op me te wachten en ik nam vervolgens plaats op het stoeltje dat er voor mij geplaatst stond. Hoewel ik mijn tong verbrandde doordat ik de temperatuur van mijn kopje koffie verkeerd inschatte, probeerde ik zonder een greintje van pijn te laten merken aandachtig te luisteren naar hetgeen wat mijn zus me te vertellen had.
Niet onbelangrijk: ze is journalist. Ze had goede contacten met de politiek en wist vanwege ‘inside information’ meer dan jan met de petteflet. Ik bofte daarom dat ik haar als zus had, want daardoor was ik een van de weinigen die als eerste op hoogte waren van de koers die onze premier aan het varen was en de plannen die het kabinet maakten.
Ze pakte het notitieboekje waar haar aantekeningen opstonden op en liet die vervolgens aan mij zien. In blauwe blokletters stond er ‘Gebieden die zich onder de zeespiegel bevinden worden geleidelijk geëvacueerd’ en ‘Paraplu-plicht’. Dat waren de nieuwe richtlijnen die binnenkort van kracht zouden gaan.
Ze legde me uit dat de situatie zo schrijnend en ernstigs was geworden dat sommige delen van ons land onbewoonbaar zouden worden. Daarom moesten er mensen geëvacueerd worden, en werden er binnenkort mensen aangeraden om te gaan verhuizen. Maar de huizen waren niks meer waard, daar moest de politiek dus iets op gaan verzinnen. Al met al was het ongekend spannend. Aan berekeningen van de modellen van het KMI zou te zien zijn geweest dat de grote bakken regen die uit de hemel neervielen zóveel was dat we binnen drie maanden ons terrein moesten verlaten.
De politiek zou mogelijk als oplossing de mensen van de gebieden die als risico werden gemarkeerd uitkopen. Het zou miljarden, misschien zelfs biljoenen gaan kosten. Wie gaat dat allemaal betalen? De belastingbetaler die aan het droge zit, voelde zich hierdoor misschien bekocht. Dat voorspelde dus een hels karwei voor de politiek om daar een adequaat antwoord op te vinden. Mijn vriendin en ik moesten daardoor te rade gaan over een nieuw woonadres. Hiep hiep-hoera. Totaal geen zin in, maar het zij zo.
Thuis was ik degene die het avondeten moest gaan verzorgen. Gezien de tijd maakte ik gewoon een diepvriespizza klaar in de oven, eentje voor mij en eentje voor m’n vriendin. Aan tafel had ze het over een aantal prachtige woningen die ze op het internet vond. Als antwoord daarop legde ik haar uit dat het verstandig was dat we eerst even gingen wachten op het geld dat we van de overheid kregen en we daarna ons nieuwe stulpje gingen uitzoeken. Ons huis was, zoals eerder al aangegeven, namelijk niks meer waard. En voor een stuiver en een knoop kun je hoogstens een kartonnen doos krijgen waarmee alleen ik onder een brug de rest van mijn leven zou kunnen bivakkeren, dus nee, daar wilden we niet aan beginnen. Eerst afwachten.
Na het avondeten en het doen van de vaat dook ik het bed in. Mijn lichaam was die dag zwaar uitgeput, de stress werd me gewoon te veel. Ik mag dan pas 35 zijn, maar dat neemt niet weg dat ik last van mijn geestelijke gesteldheid begon te krijgen dankzij de crisis. Over een kleine week zou ik langsgaan naar de psychiater, zo had ik in mijn agenda staan. Dinsdag was de dag dat ik hem had gepland.
De volgende morgen ontwaakte ik voor het eerst sinds tijden goed uitgerust. Vanwege het werk dat tijdelijk stilgelegd was, had ik de gelegenheid om lekker tot in de middag uit te gaan slapen. Elk nadeel heeft zijn voordeel, bleek maar weer eens.
Het ontbijt bestond uit een omelet met spek. De ei belandde in de pan en de koelkast werd opengedaan om daar het laatste beetje ontbijtspek te gaan, en die vervolgens in de pan te laten sudderen.
Mijn omeletje was reeds gemaakt en aan mijn linkerzijde bevond zich een krant waarop ik het nieuws las.

Zelfs nu regende het nog altijd, wat betekende dat het water maar bleef stijgen en stijgen. Godzijdank kregen we nog een paar maanden van het KMI, dus ik voelde geen druk om nu per direct een nieuwe woning te gaan vinden. Bovendien was er nog geen geld. Een keuze was er daarom ook niet.
De rest van de middag verliep eigenlijk best eentonig: ik liep nog even hard, ik keek naar een film; dat was het dan wel weer.
Eindelijk was het dan zover: een nieuwe persconferentie werd aangekondigd. Daarin zouden de nieuwe maatregelen worden geopenbaard, dus kom er maar het liefst snel mee door.
De premier bedankte het volk voor zijn wilskracht en doorzettingsvermogen en probeerde zijn volk gerust te stellen. Halverwege zijn niet te volgen verhaal begon hij te praten over de nieuwe richtlijnen en ook over het plan om iedereen die in een risicogebied woont uit te gaan kopen. Daarover zou er op de website van de overheid meer duidelijkheid verschaft gaan worden. Zoals voorspeld resulteerde dat later ook weer voor gedoe, waarbij onterechte fraude markeringen niet geschuwd werden. Daar waren we alleen nog niet. Eerst de persconferentie afkijken.
Na de persconferentie was ik het even kwijt. Mijn leven is nog nooit zo erg in de ellende gegooid, het kwam allemaal erg hard binnen. Ook stelde ik me dagelijks levensvragen als ‘Waarom leef ik?’ en ‘Wat is er na de dood?’. Het deed me allemaal niet veel goeds. Ik begon een enorme pessimist te worden.
Diezelfde nacht maakte ik nog even een ommetje terwijl mijn laarzen volliepen met water. Eigenlijk mochten we niet naar buiten, maar gelukkig was de politie nergens te bekennen. Er zullen genoeg andere zielen zijn geweest die ook de regels aan hun laars hebben gelapt, dus dat rechtvaardigde het een en ander ook weer.
De blauwe lucht bood me het genot aan waar ik zo hard naar uitkeek. Genieten was het enige wat ik op dat moment deed. Daarna ging ik weer naar huis toe en deed ik de openhaard aan. Mijn vriendin lag al te pitten, ik had dus als gevolg daarvan een lekkere, vrije avond zonder gezeik aan m’n kop en constante klusjes die ik moest gaan doen. Terwijl ik mijn beker melk dronk liep de kat aarzelend over mijn voeten heen. Ze liet met een bepaalde blik een teken zien dat ze heel, heel graag op mij wilde gaan liggen. Ook zij is niet te vergeten hard geraakt door alles wat we waren overkomen. Op de trap, ergens op de eerste trede, bleef ze maar achter haar staart aanrennen, tijdens het avondeten kroop ze ergens op een bureaustoel op zolder met als doel om zo min mogelijk prikkels binnen te krijgen. En dat, mensen, vond ik mooi om waar te nemen. De natuur deed zijn ding. Het deed me goed.
Terwijl zij half slapend op mij lag deed ik de televisie aan. Er was in de media geen ontkomen aan, aan de ramp waar we mee te maken hadden, elke zender ging er wel over. Ik ging dan maar een film kijken, samen met poeslief op m’n schoot, en een lekkere brandende open haard die me daarbij verwarmde. Ik genoot intens van de vrijheid die ik op dat moment door heel mijn lijf voelde.
De avond sloot ik af met een warme douche. Het water kletterde over mijn hele lichaam heen, wat mij de ruimte gaf opdat ik even al mijn problemen opzij kon leggen. Godgloeiende goden, wat kan het leven toch kut zijn. Daarna ging ik slapen.
Toen de wekker om zeven uur ‘s ochtends – ik moest in ritme blijven – ging, maakte ik het bed op en sloot ik die ochtend aan voor het ontbijt. Ik had geroosterd brood voor ons tweeën gemaakt; de eitjes zaten daarnaast ook in de koker om daarna opgegeten te worden. Hardgekookt, wel te verstaan. Zachtgekookte eitjes blief ik namelijk niet.
Na het ontbijt wierp ik een blik uit het raam, naar buiten, en constateerde ik dat de regen maar bleef doorgaan en het waterpeil ook steeds hoger begon te worden. Op de website van de overheid hadden we reeds al een aanvraag gedaan om uitgekocht te worden, het duurde een paar weken voordat we daar antwoord op hadden en voordat we wisten waar we toen aan toe waren. Ik staarde daarom uit totale onwil langer naar buiten, met als ultieme poging om de tijd te doden.
Droge voeten had ik niet. Gelukkig was het water nog niet zo ver gestegen dat boodschappen niet gedaan konden worden. Voor de boodschappen mochten we ook naar buiten. Dat alle richtlijnen slechts ‘adviezen’ waren zorgde er helaas wel voor dat er genoeg lui waren die zich er niks van aantrokken en hun normale leventje gewoon door lieten gaan, alsof er niets aan de hand was. De aso’s.
Het is niet alsof je van je leven beroofd werd omdat je even binnen moest blijven en moest gaan verhuizen. De reis verliep alleen even anders dan normaal. Wees godverdomme blij dat je gewoon met je leven door kan gaan, zij het op een andere manier en op een andere plek. Het zou toch wat geweest zijn als de hel waar wij ons nu in bevonden, erger was dan het einde. Maar goed. Daar wilde ik niet te lang over nadenken. Helaas voor mij, en ja, dat meen ik, kon ik nog altijd niet werken. Ik moest dus hele dagen lang de tijd uitzitten, en hoewel dat met het aanbod aan films en series en het internet nog wel even volgehouden kon worden, begon ik het geleidelijk wel zat te worden. Maar ja, niks aan te doen.
De tijd vliegt. Een paar weken vlogen voor je het weet voorbij en we waren ondertussen al uitgekocht waardoor onze spaarvarken weer gespekt was om later geslacht te worden. Tweehonderdduizend euro maar liefst. Niet veel, maar wel genoeg om ergens anders te gaan wonen.
We begonnen met het inpakken van alle spullen in ons huis. Mijn vriendin was erg gehecht aan haar waardeloze troep die ze van haar al overleden oma had gekregen. Tsja. Daar zeg je me wat, zei ik nog. Ik snap dat je bepaalde spullen als aandenken wil hebben, maar die duizenden spullen die je nu in die tas stopt, is dat niet te veel van het goede? Knoop het goed in je oren dat jouw oma dit ook niet had gewild, zei ik nog. Gelukkig begreep ze mijn woorden waardoor ze de inhoud van haar tas halveerde.
Een beetje autoriteit kan geen kwaad. Zeker in tijden als deze is het soms goed om iets van macht te hebben. En die had ik. Thuis dan.
Na het inpakken van alle spullen en het inladen ervan moesten we nog een huis vinden. Via advertenties in huis- bladen vonden we er één. Een mooi huisje in een echte vinex-wijk. Bingo. Die voldeed direct aan al onze wensen.
Toen we het huis hadden gekocht, kregen we de sleutel de dag erna. De weken daarna was het vooral de nutteloze spullen verkopen en met onze vrachtwagens naar het nieuwe huis te gaan rijden en daar de nieuwe kamers in te gaan richten. Dat ook dat gedoe zal opleveren, stond al vastgeketend. Het is gezond om ruzie te hebben, hield ik mezelf voor de gek. Zodat ik in slaap kon vallen.

HOOFDSTUK 2

Het verhuizen was begonnen. De regen denderde nog door, maar dat mocht het plezier niet bederven. Gelukkig waren we niet van suiker, waardoor we binnen een kleine 3 uur op het nieuwe pand waren gekomen, al kregen we daarvoor met een kleine tegenslag te maken. Dankzij de regen kon de wagen zich namelijk plots niet meer verzetten waardoor we de sleepwagen moesten bellen én de auto gezamenlijk uit het moeras moesten duwen en trekken. Gelukkig verliep dat verder prima. Het was een prachtig huis. Groot, wit, ja, vooral wit, dat was vooral wat opviel. Maar dat wisten we al. Verder hadden we 5 kamers, 2 badkamers en een grandioos grote woonkamer. Schitterend.
De verhuiswagen was er al en die laadde de spullen vervolgens uit toen we aankwamen. We sjouwden de tassen naar binnen en na een kleine 48 uur was het gedaan. Daar waren we dan: veilig en wel van de plek waar het water ze dadelijk zal verslinden.
Eén van onze katten was helaas verdronken door het weer en de muizen die de boel op scherp hielden door zich af en toe te laten zien waren ook weggeveegd door het enorme water. Wij waren overigens de laatste die vertrokken uit het risicogebied. De anderen waren al ingetrokken in hun nieuwe pand. Wij niet.
Dat onze oude stad een spookstad zal worden, was al duidelijk. Het water zal de steden niet helemaal vol laten lopen, maar ze zullen wel onbewoonbaar zijn door het water dat centimeters is gestegen. Ze weten zelfs niet zeker hoelang het nu echt gaat duren voordat de regen daar zal stoppen. Gelukkig hebben wij er hier geen last van.
De kachel stond aan en ik liet me achterover in slaap vallen op de ligstoel. Ik voelde me herboren. De stress is niet meer. De problemen ook niet. Dat hoopte ik althans. IJdele hoop? Misschien. We zullen zien. Ik genoot in ieder geval erg van de rust die ik had. Ik kon op dat moment rustig sterven.
Mijn moment werd abrupt onderbroken door de bel die ging. Twee mannen met een blauw pak en gele strepen en een blauwe pet stonden voor de deur. Zonder iets te zeggen liepen ze naar binnen. Ik vroeg of ze koffie wilden – ze bedankte. Thee dan? Hetzelfde. Water? Ook niet. Ik bleef maar doorgaan en doorgaan en op een gegeven moment vroeg er een, die met een baard, of ik wilde stoppen. Prima. Jij je zin.
Ze zaten op de splinternieuwe bank die voor vijfhonderd euro overgenomen was van een oudere man, tweedehands, en keken me aandachtig aan.
Het staren werd langzamerhand erg ongemakkelijk. Maar ja. Het is de politie. Mijn mening telde nu even niet. Ik kon beter zwijgen.
Een tel later begon de man die links van de ander zat met praten. “We zijn hier gekomen omdat je in ons systeem als verdacht persoon staat aangemerkt.”
Ik vroeg: “wat? u bedoe-”
“Ja – je bent verdacht.”
“Maar voor wat?” stamelde ik.
De agent maakte er een heel lang verhaal van waar ik eigenlijk niet op stond te wachten. Kort gezegd kwam het er hier op neer: ik was verdacht van misbruik in het uitkoop-systeem die de overheid toen lanceerde. Hebben we dit weer.
Ze eisten dat ik mee moest met hen naar het politiebureau. Prima. Ik volgde ze naar buiten. Mijn vriendin was er overigens niet — die was bij haar vriendin.
In het politiebureau zat ik vooral heel erg diep in gedachten en staarde ik geregeld uit het raam, naar buiten. De wolken stonden er weer prachtig bij, vond ik.
Daar aangekomen stapte ik uit en werd ik meegenomen naar het bureau, naar de afdeling waar ik terecht moest komen. Daar stond iemand op me te wachten.
De meneer die me opwachtte, was Hans. Ik schudde zijn handen en volgde hem naar zijn bureau. “Gaat u zitten, meneer”, zei hij. Dat deed ik. Luisterend naar wat hij te vertellen had, zei hij het volgende: “U heeft volgens ons systeem fraude gemaakt bij het aanspraak maken op een uitkoop-vergoeding”, zei hij. “Dat wilde ik zeggen.”
Ik knikte. Hij legde uit dat de politie beslag zal leggen op alle goederen die ik heb, inclusief het huis. Als ik geen woning had, kon ik ergens anders heen. Dat zal ook moeten, dacht ik. Ik was het niet eens met de fraudemelding, en besloot er een zaak van te maken. Dat ik eerst een advocaat moest vinden, was een feit. De zoektocht daarnaar werd een lange, zeer lange zoektocht.
Niemand wilde mij namelijk bijstaan. Een strijd voeren tegen de overheid wordt namelijk vaak als een onmogelijke veldslag gezien.
En tóch vond ik een advocaat die mij wilde verdedigen. Zijn naam was Ronald Jansen, en eerder had hij al andere mensen bijgestaan in vergelijkbare zaken. Ik nam hem aan en de rechtszaak volgende enkele weken later. Daardoor hoefde ik nog niet het huis uit.
Het regende nog altijd hard en terwijl het leed nog niet gedaan is begonnen een enorme hoeveelheid aan donderwolken de hele weersverwachting in het teniet te doen brengen. De bliksem kon er ook nog eens bij, al met al was het een groot feest thuis.
Op het journaal waren de experts het unaniem met elkaar eens: “dit gaat grote gevolgen hebben.” Joh. Dat had je niet hoeven te verklappen. Kunnen er nog meer open deuren ingetrappen worden? Mijn god zeg. Afijn.
Thee. Daar was ik wel even aan toe na al dat gezeik dat de afgelopen weken is gebeurd. De theekoker begon als een gek te pruttelen, en voor je het wist was óók dat weer een bron van ellende geworden. “Verdomd! De theekoker is kapot.” schreeuwde ik.
Ik had altijd pech. Dat is een feit, daar kan niemand iets aan veranderen. Het stond al vanaf mijn geboorte vast. Maar ja. Leven is lijden. Geen ontkomen aan.
Terwijl ik de theekoker probeerde te repareren met mijn verloren kennis van de lessen handenarbeid die ik op school volgde, moest ik uiteindelijk het ding ergens bij een reparatiezaak laten repareren voor veel geld. Het is niet anders.
Terwijl ik bij de elektronicaboer was, werd de ernst van de situatie waar we in zaten alsmaar bevestigd. De halve zaak was ondergelopen vanwege het water, maar ondanks alles konden we nog steeds dingen bestellen daar. En dat was ik dan ook van plan.
Ik begroette de kassamedewerker waarna ik mijn theekoker overhandigde om vervolgens in de opslag gezet te worden, met daarop nummer 2472 in de rij voor gerepareerde spullen. Ze verklaarde dat het wel minstens een maand kan duren voor het gedaan is, maar ik wel daar goed op de hoogte van gebracht zal worden. Ik accepteerde dat risico en reikte het 50-euro-biljet aan haar toe. Klaar. Op naar huis.
Toen ik thuis was ging ik naar bed. De klok gaf 12 uur aan en daarop kreeg ik het signaal dat ik moest gaan slapen. Ik deed mijn op maat gemaakte oordoppen in en viel letterlijk in één klap in slaap. Heerlijk.
De volgende ochtend werd ik vroeg wakker vanwege de werkzaamheden die buiten ons gedaan werden. Een flink kabaal was daar het gevolg van. De regen was minder dan voorheen waardoor veel mensen de aanleiding zagen om lekker te gaan klussen. Ik wilde mijn tijd daar niet aan verspillen, dus ik deed daar niet aan mee. Maar dat ik hierdoor uit mijn slaap gewekt ben geworden, was wel duidelijk. Ik was witheet en stapte daardoor met een verkeerd been het bed uit.

Ik was vergeten te vermelden dat mijn vriendin bij haar vriendinnen een week op vakantie was geweest. Ik heb tegen haar nog gezegd dat dat niet de beste tijd daarvoor was, maar dat was tevergeefs. Ze zat ergens in het zuiden van het land waar de neerslag nog groter was dan hier. Ik had haar nog gewaarschuwd, maar ja. Vrouwen hè.

Afijn. Na de lunch – een omelet – deed ik de deur open nadat ik de bel hoorde gaan. Mijn advocaat was de beller, ik liet hem naar binnen komen en vroeg uit beleefdheid of hij een kop thee lustte. Dat lustte hij. Met suiker. Goed, toen hij binnen was wees ik hem de stoel aan waarop hij plaats kon nemen en namen we het rapport van het proces door. Eens even kijken.
Hij zat voorovergebogen in een houding dat aangaf dat hij aan het denken was, en zei vervolgens dat het ernaar uitziet dat ik een goede kans maak op een succesvol einde bij de rechtszaak. Ik deed namelijk in zijn ogen niets fout. Daar was ik het natuurlijk mee eens.
Verder werd er gesproken over hoe ik mij in de zaal moest verdedigen, als ik überhaupt ernaartoe moest komen, want dat hoefde niet, ik kon mijn advocaat erop afsturen indien dat nodig was.
Na afloop dankte ik de advocaat en lag ik vervolgens neer op de bank. Even uitrusten, hoor. Het was me weer eens een dag zeg, jeetje. Het zat me allemaal niet mee helaas.

De gedachte dat ik niet de enige was, stelde me wel op prijs. Dat bracht me tot een andere levensvisie, iets waarop ik kan voortborduren.
In bed telde ik schapen, in de ultieme poging om in slaap te vallen. Dat lukte wonderbaarlijk genoeg. Na welgeteld vijfhonderd- en zesenzeventig schapen bevond ik me plots in droomstand. Warempel. Toen ik uit bed stapte klopte ik me op mijn schouders, en na het uitrekken voelde ik me herboren als ooit. Een geweldig gevoel.
Bij het ontbijt was de kat m’n gezelschap. Zij voorzag daarin, daar is haar soort immers voor gemaakt. Mijn vriendin was er immers niet, die was op vakantie. Terwijl ik een wandeling buiten ging maken voelde ik plots nattigheid. Letterlijk. De regen viel plots als bakken uit de hemel, terwijl ik daar helemaal geen zin in had.
Ik probeerde paraplu uit de ladebak van mijn auto te vissen en net voordat ik het opdeed, werd het me te veel. Ik schuilde ergens in een verlaten gebouw, waarna ik de sigaret – ik rookte – uit mijn broekzak haalde en vervolgens mijn aansteker het werk liet doen. Heel even de stress de vrije loop laten gaan, hoor. Gun me dat pleziertje ook eens.
We gaan toch een keer dood, dus waarom zou ik me zo hard oppassen voor mijn gezondheid? Wetende dat mijn levensreis voor niks is geweest, zorgde voor meer waardering voor die gedachten.
Opeens werd ik opgeschrikt door iemand die achter me stond. Het was een lange, behaarde man die er niet bepaald verzorgd uit zag, kan ik je vertellen. Hij greep me in een wurggreep en trok me het verlaten gebouw in, waar ik vastgebonden aan touw me de komende vierentwintig uur zal moeten verblijven, zo zou hij hebben gezegd. Voor zover ik mij dat kon herinneren natuurlijk.
Tijdens dat moment werd het besef ik dat ontvoerd was steeds groter. Daarvoor dacht ik namelijk ter plekke in een filmscène te zijn gezogen, de film die ik toevallig de dag daarvoor aan had staan. Bijzonder hoe de psychose van een mens zichzelf voor de gek kan houden, hè. Adembenemend zelfs.
De man dreigde me overhoop te schieten, ware het niet dat hij plots zich ergens anders moest melden, waarschijnlijk voor een bankoverval, of iets in die trant.
Dat moment gaf mij de gelegenheid na te denken hoe in godsnaam ik mij hieruit moest gaan bevrijden. Een telefoon had ik niet, evenmin een zakmes of iets anders scherps waarmee ik dit touw los kon krijgen.
Uit het niets bood God de helpende hand: de enorme regen zorgde ervoor dat de deuren van de schuur van het gebouw waar ik binnen zat, met een enorme rukwind en water open werd gegooid. Ik schreeuwde om hulp. Gelukkig was de ontvoerder nergens te bekennen waardoor ik uitstel van executie had. Aardig van ‘m.
Iemand in de verte hoorde mijn geschreeuw om hulp en schakelde de politie in. Na 2 dagen gezeten te hebben zonder enig perspectief op toekomst werd ik dan zowaar uit mijn lijden verlost. “Het was me weer zo’n dag”, zou ik nog tegen de politieagent die mij heeft bevrijd hebben gezegd. Ik heb ze naderhand in ieder geval bedankt voor hun diensten, hoor. Daar niet van.
De ontvoerder werd even later ook ingerekend. Hij kwam terug en dreigde nog een aanslag te plegen, maar die poging werd verijdeld. En dat bleek uiteindelijk ook het moment geweest te zijn dat ik met foto en al in de krantenkoppen verscheen. Met de roddelpers als eerste, natuurlijk.

HOOFDSTUK 3
Mijn vriendin was eindelijk weer thuis gekomen en vertelde me over haar hele week vrijaf die ze van mij kreeg. Ik viel in dromenland en werd ontwaakt toen ik een emmer water over mijn gezicht heen kreeg, resulterend in een gescheld van jewelste tegen haar. Dit heeft onze relatie overigens niet belemmerd, het heeft hierdoor geen deuk opgelopen, hoor. Ik was op dat moment nog altijd bij haar; politiek gezien kon ze het prima hebben.
In ieder geval werden we deze week van een update voorzien over de stand van zaken. De regen was nog altijd duidelijk zichtbaar in het westen van het land. Wij waren in het noorden. Daar was ook regen, maar een stuk minder dan daar. De randstad was brandhaard nummero uno, constateerde de premier en zijn hulpje van de KMI.
We waren overspoeld door de vloedgolven die we moeten bedwingen, maar erger dan de waterramp leek het gelukkig niet te worden. Enkel wat failisementen en dat soort dingen.
De weken daarna verliepen vrij zonder problemen. Niets bijzonders verder, er gebeurde ons niks. Maar plotseling hoorde ik boven iets kraken. Er leek iets lek te zijn, begreep ik dankzij mijn detective-achtige oren.
Die dag was een zaterdagavond, omstreeks 6 uur ‘s ochtends. Ik lag in bed, en terwijl ik naar het toilet ging met de hoop weer zoals vanouds zonder problemen terug te keren werd ik overdonderd met een luid kabaal in de kelder. Ik ging polshoogte nemen.
Toen ik met een zaklamp in m’n rechterhand ging kijken zag ik eerst flink wat ongedierte voor overlast zorgen, dode ratten, muizen, noem maar op, maar plotseling zag ik een deel dat overstroomd was door water. Ik besloot een emmer neer te leggen en met enkele planken dat gedeelte te beschermen, en ging vervolgens weer terug mijn nest in. Ik had het gevoel dat ik het goed opgelost had, waardoor ik verder heerlijk sliep.
Maar, dat gevoel bleek de volgende morgen teniet gedaan worden door het feit dat ik doorweekt wakker werd. Het water stond me op de knieën.
Mijn vriendin maakte me overigens wakker. We probeerde het huis te verlaten maar dat kon niet, alles zat potdicht. De kat leefde overigens nog: zij was ergens op een kast gaan staan, zodat ze haar pootjes droog kon houden. “Was ik maar een kat”, verzuchtte ik.
Ik richtte me de focus op het verhelpen van dit probleem, maar een kenner in dit soort situaties was ik natuurlijk niet. Ik had dan weliswaar handarbeid op school gehad, maar hoe kon ik die dingen ooit in dit soort extremen toepassen? Niet, wanhoopte ik.
De veiligheidsdiensten waren al reeds gearriveerd. Ook zag ik dat wij niet de enige waren; de buren hadden ook last van een lekkage, maar zij waren op dat moment niet aanwezig. Geluksvogels. In elk geval zaten we nog altijd binnen, als ratten in een val. En dat voelde niet goed.
We kregen het steeds benauwder. Ik deed een raam open, maar omdat het nog altijd regende hielp dat voor geen meter. De brandspuit werkte ook niet. Logisch, vond mijn vriendin, waarna ik haar de volle laag gaf. Mij geef je geen kritiek, probeerde ik haar daarmee te verduidelijken.
Het was inmiddels al duidelijk geworden dat we nog wel een tijdje hierin vastzitten. Niks deed het; en dat is maar fijn ook, want anders zou de elektriciteit ons een andere, nog pijnlijkere manier cadeau geven. En daar hadden we geen zin in, waardoor we ons restten op het zien hoe we de avond door moesten komen.
Ik stelde voor om te gaan klaverjassen. Daar had zij geen zin in, ze had ‘namelijk andere dingen aan haar hoofd dan een spelletje te spelen’. Gelukkig bleek de paniek wel in bedwang te zijn, want gegild werd er niet. Het leek net alsof we het wel prima vonden. Na alles wat we hebben moeten doorstaan, was dit namelijk nog het minst erge. En daarmee praatte ik mezelf dit goed.
Het schuldgevoel dat ik hier eerder al aan iets had kunnen doen, doordrenkte me ook, maar het lot bepaald, gaf ik als reden daarvoor. We sliepen ergens op een dubbelbed die we zelf hebben neergezet door meerdere matrassen op een stapel te gooien. De brandweer was nog altijd bezig om het water weg te pompen, maar zoals eerder al gezegd, liep dat niet bepaald soepel vanwege de blijvende neerslag die neerviel op ons land.
Na een vreselijke nacht te hebben doorstaan waarin ik meerdere keren wakker ben geworden door de herrie ondernamen we een tweede poging om het huis heelhuids te kunnen verlaten. De regen was er nog steeds, waardoor de tijd begon te dringen. En dus probeerden we van alles, zolang we maar weg konden gaan. Van deze ellende.
Het was 10 uur ‘s ochtends, de brandweer was weer verder gegaan met ons proberen te redden (ze staakte eerder de poging), maar het verliep zeer moeizaam. Het waterpeil begon te stijgen en te stijgen waardoor ik en mijn vriendin plus de kat iets moeten verzinnen om hieruit te komen. Maar wat? Ik weet wat ik moet doen als ik met de auto het water inrijd, namelijk alles vol laten lopen en dan pas de deur openen doen waardoor de druk te veel wordt. Of dat in deze situatie ook gebruikt kon worden, was maar de vraag. Ik denk het niet. En toch probeerde ik het.
We gingen wachten tot de avond en stonden voor de deur klaar om die te openen zodra we koppie onder gingen. Dat duurde nog wel even, omdat de regen in ‘miezeren’ veranderde. In dat geval was het misschien toch handiger geweest als we onze krachten zouden sparen en gewoon zouden hopen dat de brandweer ons uit de ellende konden halen, maar goed. Daar kom je altijd pas later achter. Het is wat het is.
Ik probeerde een blikje erwtensoep op te warmen maar dat blikje bleek al helemaal doorweekt te zijn waardoor ik er vanaf zag. Ik had namelijk geen zin in een waterige soep vanavond. Gelukkig waren de bananen die in de fruitschaal lagen nog wel geschikt om opgegeten te worden, waardoor ik nog niet mijn eigen ontlasting moest gebruiken om te kunnen overleven.
De dagen vlogen voorbij en het stukje hoop dat we ooit levend hieruit zouden komen bleef maar kleiner worden. Dat onze kansen later in werkelijkheid best groot waren, was ons toen nog niet duidelijk. Ik en mijn vriendin plus de kat hadden al afscheid genomen. Het leven was misschien te kort, maar we hadden in ieder geval gedaan wat we wilde. En dat was niet voor iedereen weggelegd. Er waren zéker mensen die het slechter hadden. Zelfs als zij in ons schuitje zaten. En dat idee deed mij goed. Het was pompen of verzuipen.
Tot een vrijdag aanbrak. Plots kregen we het seintje van buiten dat de brandweer gereed was om ons te bevrijden. We moesten vanwege de tijd dat het in beslag nam onszelf op meerdere manieren zien te overleven, en dat deden we door middel van gebeden. Niet dat we gelovig waren, integendeel. Maar dit was het uitgerekende moment om God op de proef te stellen.
Dat we dode slakken en over de datum verlopen producten verslonden alsof het pannenkoeken waren, laten we gemakshalve achterwege. Het gaat om het idee, niet? Dit soort details kun je beter weglaten, ben ik van mening.
In ieder geval was het bij ons binnengekomen dat we vandaag bevrijd zouden worden, en dat bracht ons in een bepaalde feeststemming die ons het laatste beetje adrenaline gaf om de missie te doen slagen.
Mijn vriendin kwam haar dagen vooral slapend door, op de matras dat zic nog nét boven het water bevond. En onze kat lag nog altijd op de kast.
Mijn dagen werden vooral doorgebracht op het dak, met name op de dakpannen. Je zult je waarschijnlijk afvragen waarom we dan niet via het bovenraam via het dak naar buiten zijn geklommen, en dat is een terechte vraag, maar dat kon niet omdat de hevige regenval gecombineerd met storm en dergelijke verschijnselen de overlevingskans dusdanig zouden verkleinen dat we het risico niet aan konden nemen. De brandweer was juist vanwege het onvoorspelbare weer niet in staat om een ladder of een trampoline of iets dergelijks neer te zetten waardoor we dus moesten wachten dat we via ofwel de deur gered konden worden, ofwel ten minste op een plek waar we niet ergens van af moesten springen. En dat gebeurde ergens vanmiddag, verklap ik alvast.
Terwijl de kat zijn natte kattenbrokken aan het oppeuzelen was hoorde we een enorme klap, rende we naar plaats delict en zagen we dat de hele deur eruit was. Weggetrapt. Foetsie. De brandweer slaagde erin nadat ze een groot deel van het water opgezogen en het pad vrijgemaakt hadden en ook nog eens het weer goed voorspeld hadden – want we konden niet iedere dag gered worden, alle omstandigheden moesten goed zijn – de deur weg te halen waardoor we naar buiten konden.
Frisse lucht. Ein-de-lijk. Ik snakte er al naar.
De brandweer en de politie deden vervolgens de rest waardoor we uit deze benarde situatie zijn belandt. We bedankte ze en sloten daarmee dit hoofdstuk af.

HOOFDSTUK 4
Op een goede zaterdagochtend waar de vogeltjes floten van geluk en de koeien van stal waren ging het de avond daarop keihard regenen. We waren op vakantie in een stad ver in het Oosten en bevonden ons in hartje centrum waardoor we moesten gaan schuilen. De stoelen en tafels van de restaurants die buiten waren werden door de hevige wind mee gesleurd en vlogen alle kanten op. Zo sterk dat ik meerdere malen moest gaan bukken om ze te ontwijken. Als vergelijking was een voetbalwedstrijd een treffende vergelijking geweest, al zeg ik het zelf. In ieder geval moesten we dus gaan schuilen. Ik trok mijn vriendin met haar hand mee naar het eerste beste café die we konden vinden. Café Gebraden Kip heette het. Terwijl we plaatsnamen op een beschikbaar plekje en mijn vriendin het menu met daarop de prijzen wilde vragen, zei ik onmiddellijk: “twee glazen fris graag”. U vraagt wij drukken, klonk het aan de andere kant. Intussen bladerde ik in de ochtendkrant waarop we zagen dat geleerden steeds meer te weten kwamen over de natuurramp die voor vreselijke dingen heeft gezorgd in de maatschappij en de wereld in zijn geheel. Ze kwamen steeds meer te weten, maar een oplossing was er nog altijd niet. De vrees zat er nog altijd in dat het wel nog een paar jaar zou kunnen duren. Dat zat er natuurlijk aan te komen, zei ik tegen mijn vriendin die vervolgens knikte. Ondertussen kwam de ober aangelopen en serveerde hij de halve-liter glazen cola’s op onze tafel. Toen we die op hadden gedronken vroeg ik om de rekening. Ik was in een gulle bui vandaag, dus ik rekende er alvast op dat het tientje voldoende was zodat ik kon zeggen dat ze de rest mochten houden. Toen ik de rekening voor mij zag liggen, schrok ik me een hoedje. Ik kreeg figuurlijk een hartaanval. 25 euro bedroeg de totale rekening. 12,25 per glas. 50 cent transactiekosten. Ze moesten de bedragen hebben verhoogd toen het enorm stormde en regenen buiten zodat ze er misbruik van konden maken, want anders zou het niet te verklaren zijn geweest. Ik had geen keus; ik moest betalen. Dat deed ik, en daarna verlieten we het pand en gingen we weer naar ons appartement.
Bij ons appartement zorgde ik voor het avondeten en brachten we de avond vooral met de televisie door. Een geweldige uitvinding. Met al die honderdvierentwintig zenders konden we ons prima vermaken. Het enige nadeel zijn wel de reclames die zich in blokken van een minuut of tien zo’n beetje 4 keer per uitzending voor laten komen, maar het is niet anders. Ik ben opgelucht en blij dat ik zo’n prachtig mega groot beeldscherm kan voorzien van een stukje entertainment. Ik zou niet weten hoe ik had geleefd als de televisie nog niet was uitgevonden. Had ik dan heel de dag vooral gelezen, getekend en in m’n eentje een balletje getrapt? Wie weet. Gelukkig hoef ik daar niet over na te denken. Fijn is de gedachte wel.

Onze kat lieten we thuis met een oppas die het lef had 20 euro per uur te rekenen, exclusief onkostenvergoeding. We waren slechts een weekend weg, dus het is niet dat we het niet konden betalen. Maar om nu in tijden van crisis zo’n bedrag te vragen, is in lijn met wat ons vanmiddag was overkomen. Oplichters alom, blijkbaar.
Voor het avondeten regelde ik echte Italiaanse pizza. M’n vriendin wilde hawaii, maar toen ik haar een spreekbeurt hield over de ontstaansgeschiedenis van de pizza en over het negatieve sentiment in Italië over de hawaii pizza, begreep ze het meteen en kochten we pizza margherita. Salami pizza heb ik al genoeg keren gegeten, ditmaal wat anders. Dertig euro kosten ze, gezamenlijk.
Toen de avond aanbrak las ik nog Das Kapital van Karl Marx en maakte ik me op om naar bed te gaan. Morgen was onze laatste dag op vakantie, dus ik wilde wel goed uitgerust zijn om die dag goed te besteden en er goed van te genieten. Wat we morgen gingen doen, stond nog niet vast. Mijn voorstel was om lekker de hele dag binnen te zitten.
Toen het ‘s morgens was en ik mijn eitje en vier dikbelegde boterhammen opat, gingen we in de regen de winkels in. Die bleven zoals gewoonlijk gewoon open, tenzij het weer echt omsloeg. Maar gelukkig was dat niet zo.
De paraplu was misschien wel het meest gebruikte object wat ik de laatste tijd heb gebruikt. En duur ook. De paraplu’s waren vanwege de crisis al heel snel uitverkocht. Op internet kocht ik twee paraplu’s voor omgerekend honderdvijftig euro, dat terwijl ik weet dat ze in de winkels nog een tientje per stuk kostte. Het blijft ontzettend jammer om te constateren dat er ook veel landgenoten zijn die misbruik maken van deze situatie. Al zou je ook kunnen concluderen dat het gewoon het gevolg is van de puur kapitalistische samenleving waar wij ons in verkeren, maar zelfs dan vind ik het nogal op zijn zachts gezegd belachelijk om het te doen.
De eerste winkel die we bezochten, was een kledingzaak. Mijn regenjas en dergelijke kleding waren nodig aan vervanging toe.
Toen ik binnenliep werd ik begroet door een werknemer van het bedrijf. Hij liet ons het assortiment zien, en toen ik vroeg naar een regenjas moest hij me excuseren. “Sorry, die dingen zijn helaas uitverkocht. Over een kleine week komt er een nieuwe lading binnen, maar voor nu kun je het alleen bij ons reserveren.”
‘Verdraaid!’, riep ik. Op naar de volgende winkel.
Het was vooral een kwestie van recht vooruit lopen als een kip zonder kop en de kledingwinkels komen gewoon tevoorschijn. Links of rechts, er zal er altijd eentje zijn.
Bingo. Aan de linkerkant bevond zich een zaak waar ik zéker wist dat zij wel de dingen hadden waar ik naar op zoek was. Het was een enorm groot paleis, dus dat vergrootte de kansen alleen maar. Toen een werknemer naar ons vroeg waar we naar opzoek waren, beantwoordde ik dat en wees hij ons naar de vierde verdieping. Dáár waren de regenjassen die elders vrijwel uitverkocht waren. In ieder geval in onze woonplaats.
Ik trekte een mooie jas uit het kozijn en pastte die en nam die vervolgens mee voor naar de kassa. Gelukkig waren de prijzen vrij betaalbaar, in vergelijking tot onze glazen cola, pizza en oppaskosten. Zat het in ieder geval mee, grapte ik.
Na het afrekenen trakteerde ik ons op een ijsje aan de overkant. Het regende nog altijd, maar is er ook zoiets als een binnenplaats bij een restaurant. Daar aten we dat op en keerde we weer terug naar ons appartement. Zo zag onze dag er ongeveer uit. Niets bijzonders, maar ook niet saai. Voorspelbaar, dat wel. Maar uiteindelijk is het leven van heel veel mensen niets bijzonders te noemen, dus schaamte had ik hiervoor niet. De vraag waarom ik hier überhaupt schaamte voor zou moeten hebben, laat ik even in het midden. Laten we naar huis gaan. Ik wilde mijn kostbare tijd hierdoor niet gaan verspillen, begrijp je?
Thuis aangekomen stortte ik mij neer op het bed en was ik van plan om de avond die daarop volgde niets te gaan doen. Lekker niksen. U weet wel: dat fenomeen dat door een Amerikaans tijdschrift uitvoerig is beschreven, maar niet alleen aan Nederlanders toe te wijden is. Er zijn zelfs boeken over geschreven, moet je nagaan. Achja, het is niet dat ik me niet trots voelde dat ik het vak (niksen) goed beheerste. Integendeel. Wat erna gebeurde, zal u verbazen. Je kan wel gaan filosoferen over niets, maar wij mensen zullen dat concept nooit begrijpen. Eng, joh. Nee, tuurlijk niet. Fuck dat. Niksen is de bom.
Na mijn antidepressiva genomen te hebben viel ik direct in slaap. Niet door de medicatie, maar gewoon door een natuurlijke verschijnsel. Mijn lichaam had rust nodig. Heel nodig, want anders trok het niet meer.
Met knallende koppijn werd ik wakker. Toen ik mijn laatste stripje antibiotica ging gebruiken besefte ik mij tegelijkertijd wel dat het tijd was om weer naar de dokter te gaan. Voor medicijnen, maar ook voor een check. Niet dat ik bang was dat ik een ziekte had, of iets in die trant. Het was gewoon noodzakelijk, vond ik.
We maakte ons klaar om naar huis te gaan, wat prima lukte. De spullen waren opgeborgen in de ladebak, en de fiets zat achterop. Na een kwartier stopte ik de autosleutels in het daarvoor bedoelde gat – wat een sleutelgat genoemd wordt, grappig feitje – en startte ik de motoren. De auto scheurde binnen een ogenblik het terrein uit, dat door luid gejuich door de menigte ontvangen werd. Oké, dat laatste is niet zo gebeurd als hoe ik het hier beschrijf. Er was niemand te bekennen op de straten, het was namelijk nog altijd aan het regenen. Vervelend, maar niks aan te doen.
Toen we op de snelweg waren kreeg ik een melding van de auto dat hij nodig toe is aan brandstof. Een tankstation was in geen velde of wegen te bekennen, waarop het stresslevel alsmaar hoger werd. Naar schatting was het 75%, waardoor je, je raadt het misschien al, in totale paniek verkeerd en mijn hartslag flink omhoog ging. Mijn bloeddruk ging niet te vergeten ook erg hoog. Gelukkig kon ik het nog enigzins camoufleren zodat mijn vriendin daar niet achter kwam, want als we beide in stress verkeerden, was het menens. Dan kun je net zo goed uitstappen en je laten aanrijden door een toevallige passant.
Het weer werd er ook nog eens niet beter op, de wind blies alle kanten op en het ging heel hard stormen. Ook de regen werd steeds harder, wat niet bepaald hielp in de zoektocht naar een tankstation om dit koekblik van zijn brandstof te voorzien. Hadden wij weer. God treft ons altijd. Waarom leefden we ook, waren we zeer waarschijnlijk aan het denken.
Knap. Er brak iets in de auto. Aan mijn instinct af te lezen was het het ventieldopje. Ik kon dat natuurlijk niet zien, als ik de auto zou stoppen zouden we onmiddellijk geraakt worden door de bumperklever die achter ons reed en niets doorhad. De benzine stroomde naar beneden, waardoor we steeds verder in de penarie zakten. En dat was een groot moeras met drijfzand, kan ik je vertellen.
De auto kon ik nog net besturen en dat was nog niet alles wat ons deze avond overkwam, de band was plots lek geworden. De auto was waarschijnlijk tegen iets scherps aangeraden dat zomaar geslingerd op het wegdek zat. Dát was het moment waarop ik de zwaailichten aan begon te zetten en de auto naar de pechstrook probeerde te loodsen. Ik gaf een ruk aan het stuur om het naar rechts te tillen, maar bleek tevergeefs.
Toen begaf de auto het plots (ik vermoed dat de accu leeg was) waardoor we ter plekke stil stonden, midden op een snelweg waar honderddertig kilometer per uur gereden werd. Het was slechts een opstapeling van problemen die erop volgde, direct daarna werd ons lichaam getest omdat een auto van achteren ons keihard raakte. Hij zag de zwaailichten niet, maar zo bleek later, zat hij ook nog eens op zijn telefoon tijdens het rijden.
Onze airbags plofte open en mijn hele lichaam drukte tegen het voorruit aan. Scherven vlogen de ruimte in, en we zaten allebei in een bewusteloosheid. Dat is ook de reden dat ik het allemaal niet in de details zo weet. Het geluid van de sirenes ving ik wel op. We werden acht uur later wakker, rond elven), in het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Ik herinner me nog dat ik toen ik mijn ogen opende de zorgverlener die naast ons bed stond al aan het praten was voordat ik begreep waar we ons in bevonden. Niet zo handig, chef.
Het eerste wat ik zei was ‘waar ben ik?’ en de verpleger ging meteen de goede kant op door te vertellen wat er gebeurde doordat we in dit ziekenhuisbed belandde en ik aan allerlei draadjes vastgemaakt stond. Mijn blik wierp direct op de grote kokosnoten van de vrouw, waardoor ik de aandacht verloor en het gesprek maar half meekreeg. Gelukkig praatte m’n vriendin me later nog bij wat ze ons vertelden. Mocht ik later van plan zijn om vreemd te gaan, weet ik in ieder geval dat ik op vertrouwen kon rekenen. Fijn, zeg. Heel fijn.
Nadat we iets te eten en drinken kregen – een tros druiven en een beker melk – probeerde ik op te staan om de telefoon uit mijn tas te halen, die mee was genomen uit de auto die nu wel een schroothoop was geworden. Althans, dat dacht ik. Zeker wist ik het niet, want ik had nog niets gehoord gekregen van de auto en ook van de man die ons aanreed.
Het nieuws bracht geen aandacht voor onze gebeurtenis, en dat is maar fijn ook, want aandacht hoefde ik ook niet. De telefoon stond wel op rood toen onze familie ingelicht werd over ons ongeluk. De tijd bracht ik daarna dus vooral telefonisch door. Mijn stem begon daardoor te vervormen en ‘s avonds laat kon ik niet meer praten. Een schorre stem was het gevolg daarvan.
Slapen ging moeilijk. De oorzaak daarvan was vooral de pijn die door mijn hele lichaam ging, en als ik sliep en droom, waren het vooral nachtmerries. Over het ongeluk, bijvoorbeeld. De angst beefde door het lichaam heen, maar op een gegeven moment was het ochtend. Het felle zonlicht gaf daarvan het signaal. Ons bed was omringd met zon. De rest was donker, maar wij zaten er middenin. De warmte die dat uitstraalde, gaf ons een fantastisch gevoel. Ik voelde me herboren als nooit tevoren. De pijn leek ook iets minder erg te worden, maar desondanks nam ik toch wat zware pijnstillers in. Anders zou ik de dag nooit kunnen doorkomen.
We werden naar de ruimte geloodst waar we konden ontbijten. Mijn hele been zat in gips verwikkeld. Later zou de arts hebben gezegd dat ik een aantal botbreuken heb opgelopen, en mijn rug was ook gebroken geweest. Verder was er niets aan de hand.
Hij zei ook dat ik voor mijn leven vechte. Mijn vriendin die natuurlijk in hetzelfde schuitje verkeerde liep iets minder gevolgen op. Zij brak alleen haar been.
Onze familie was er ‘s middags er. Het ontbijt was in ieder geval iets uitgebreider dan ons avondeten van gisteren. Dat deed ons goed.
Toen onze ouders arriveerden omhelsden we elkaar en legde ze hun boeket bloemen neer op de grond. Ze waren erg geschokt toen ze te horen kregen van ons ongeluk, wat wel te begrijpen viel. Ikzelf was ook geschokt.
De ouders van mijn vriendin hadden geen tijd. Jammer dan.
Dat je ouders geen tijd voor je vrij kunnen maken voor zoiets als dit, snap ik dan totaal niet. Maar goed, ik ben dan ook geen ouder. Wat ik me nu ter plekke bedenk, is dat ik de ouders van mijn vriendin in tijden al niet meer gezien heb. Sterker nog, ik heb ze misschien vier keer gezien in de tijd van onze relatie (5 jaar). Dus logisch was het wel. Maar ik wist al dat mijn vriendin geen goede band met haar ouders had, dat had ze namelijk verteld toen we onze relatie aangingen. Het contrast tussen ons was daardoor erg zichtbaar. Erg interessant, allemaal.
Goed. Tijd om naar huis te gaan en daar te gaan revalideren. Een taxi bracht ons naar huis, op kosten van mijn ouders. Zij financierde de reis, of beter gezegd, sponsorde het. Uit liefdadigheid of zo. De taxi zette ons thuis, waarop de chauffeur mij met de krukken naar binnen hielp, en toen we thuis waren zagen we dat er ingebroken was. Verschillende ramen bleken ingetikt te zijn. Een aantal kasten zijn ook omgevallen en een aantal lades zijn opengetrokken. De splinternieuwe flatscreen televisie van 26 inch en 4k-ondersteuning was ook foetsie. De dieven hebben hem waarschijnlijk gejat, was het antwoord van mijn vriendin. “Ik wilde toch nieuwe gaan komen, dus dit kwam ons goed uit”, zei ik. We deden aangifte van het voorval en haalde de kleine tv van zolder op, om die op de plek te zetten waar de oude stond. Die was gelukkig niet meegenomen. Durven ze wel, tegen een stel dat ook nog eens een ongeluk heeft gehad? Blijkbaar wel. Flikkers dat het zijn, zou ik nog gezegd hebben. Mijn dag kon niet meer kapot, mijn benen waren dat namelijk al.
De boodschappen deden we online en de rest van de dag brachten we vooral in de woonkamer door. Uit voorzorg deed ik alle gordijnen dicht, ‘om pottenkijkers tegen te houden’. De kat bleek een dag lang buiten gezeten te hebben, omdat de oppas haar afspraak vergat. Die dag werden er dus niet één, maar twee aangiftes gedaan. Dat laatste vanwege ‘dierenmishandeling’ en ‘contractbreuk’. Onze kat snelde naar binnen toen ik de buitendeur al op een kier had geopend.
Ze liep tegen mijn benen aan, met het signaal dat ze om eten vroeg. Daar zorgde ik voor. Haar maaltijd bestond uit een lekker blikje tonijn. “Geniet er maar van, Pluis”, zei ik. Ze bedankte me door later die avond op mijn schoot te gaan zitten. Huisdieren: neem ze. Ze bezorgen je een heerlijke toevoeging aan het algehele plaatje in je leven toe. Ja, ze slapen bijna elke dag, maar zolang je de juiste neemt zullen ze je ook van goed gezelschap voorzien. Mijn kat, bijvoorbeeld, is een echte mensenvriend. Ze was er altijd voor mij als ik in een dipje zat, of gewoon een lekkere knuffel nodig had. Wat brengt zo’n beest veel genot toe zeg. Niet normaal.
Op tv waren het vooral de talkshows die uit het televisieaanbod vandaag bestond. Er werden geleerden uitgenodigd die een expertise hadden in het weer, het klimaat, noem maar op. Alles wat je in deze natuurramp nodig had, om je zegje te kunnen doen. Maar, er waren ook burgers aanwezig. Kritische, bezorgde burgers die het niet eens waren met de overheid. Erg veel zinnigs kwamen er niet uit, behalve de noodkreet dat ze zin de problemen zaten. Het waren geen hoogstaand journalistieke talkshows, trouwens. Dat verklaarde de uitnodiging van deze groep mensen.
Het miezerde buiten. Een balletje trappen zat er wel in: vrienden nodigde me uit voor een kopje thee en om een vorkje mee te prikken, die ik aanging. Mijn vriendin vond het allemaal best.
Met hen trapte ik een balletje op het grasveld wat uit twee hectare bestond. Genoeg om heel ver een bal weg te trappen, dus.
Mijn voetbal handschoenen deed ik aan, ik fungeerde als doelman in de partij die we ook met anderen van de buurt speelden. Er werden vrije schoppen genomen, penalty’s: genoeg om als keeper iets te doen te hebben.
Na dat partijtje gingen we eten. Mijn maag knorde al, dus kom maar op, zou ik hebben gezegd.
Geen Hollandse pot, deze keer. Spaghetti, was de pot.
We aten het op zijn Italiaans. Vork gebruiken, de slierten zo eromheen draaien, en vervolgens in onze bek douwen. Dat we het op zijn oorsprong aten, deden we wel vaker. Chinees eten deden we bijvoorbeeld met stokjes. Ging ons prima af.
Na het avondeten tikte we nog wat biertjes naar achteren. Ik had in tijden geen alcohol gedronken, dus daar had ik wel even zin in. Alle problemen even wegspoelen door het hebben van een leuke avond. Mooi man.
Ik bleef trouwens slapen. Dat appte ik pas later aan mijn vriendin. Zij vond dat wederom prima. Yay. We poetsten onze tanden ook met alcohol. Waar je dat allemaal voor kunt gebruiken zeg, jeetje. Alcohol is hét wondermiddel dat de mens heeft ontdekt en de natuur ons heeft gegeven. Lang zal alcohol leven. In de Glo ri a.
De regen was gelukkig niet een belemmering voor onze feestjes die we hielden. Nu nog niet, in ieder geval. Wat we niet moesten doen, was de volume van de geluidsboxen op honderd zetten. Dat werd naast ons niet in dank afgenomen. Zij klopten op onze deur en eiste ons ‘per direct’ de volume lager te zetten. Anders zouden ze het per decibel gaan meten met zo’n apparaatje waarmee je dat kunt doen, en daarmee naar de politie gaan. We trapten er niet in waardoor we gewoon door bleven gaan met hetgeen wat we aan het doen waren.
Hoogmoed komt voor de val: de politie maakte een eind aan het feest. De popo’s komen er, zei ik. We verborgen ons onder alles waar je je kon verschuilen. De tafels, de banken, de kasten, werkelijk van alles. Helaas: ze zagen ons liggen en rekende ons daarna in. De handboeien zouden een diepe indruk op mij hebben achtergelaten, na dit voorval. “Matennaaiers, ga boeven vangen in plaats van onschuldige mensen pesten”, zou ik tegen ze hebben gezegd. Dat werd uiteraard meegenomen in het politiedossier later op de rechtbank.
Wat we allemaal zeiden, hielp natuurlijk niet erg mee. De politie rekende ons stevig in, waarop we mogelijk later nog – als het tot een rechtszaak zou leiden – terug konden komen.
Ik verklap alvast dat het gelukkig niet zo erg zou worden. We kregen wel een aantekening op ons strafblad, dus een baan zoeken, werd door zoiets incidenteels gelijk weer moeilijker gemaakt. Deze ervaring heeft mij in ieder geval meerdere dingen geleerd: oordoppen uitdelen aan de buren, mijn land straft tot mijn verbazing best zwaar en geen kattengejank meer opzetten. Als we daaraan zouden voldoen in de volgende keer, als die er zou komen, dan is de kans op een bezoekje van de politie gelukkig een stuk kleiner geworden.
De week daarop was ik gewoon weer thuis. Geen feestjes deze keer; gewoon even uitrusten op de bank. Mag ook wel een keer. De kat liep tegen mijn been aan, waarop ik uit een reflex haar een geweldige tik uitdeelde. Daar was ze niet van gediend: ze sprong spectaculair de lucht in, haar nagels gingen naar buiten, en vervolgens greep ze mij mee naar de grond toe. Mijn hele gezicht zat vol onder de krassen. Daarna ging ik direct naar de eerste hulp, waar ze me een doos met spulletjes gaven die mij misschien in de toekomst van pas zou komen en wikkelde ze mijn hele gezicht in met verband met verband.
De kat had ik voor straf geen kattenbrokken voor het avondeten gegeven. Daar kon ze wel mee leven, want op de grond had ze genoeg restjes eten van ons opgepeuzeld waardoor haar maag wel vol genoeg zat.
Op tv vermaakte ik me met een goede serie over een handjevol mensen die bepaalde toneelstukken deden. U zal zich verbazen wat er daarna gebeurd.
Het jammere aan televisie is, in mijn ogen, dat ik me al te goed besef dat alles geacteerd is en ik daarom altijd focus op wat er fout gaat. Dat kan mijn moment dusdanig verpesten dat ik bereid ben mijn televisie omver te werpen, de afstandsbediening er tegenaan te gooien of te gaan vloeken er tegen. Dat laatste gebeurd trouwens erg vaak: als er een talkshow bezig is waar mensen over dingen praten, doe ik altijd alsof ik ook daar aan tafel zit. En tijdens een potje voetbal vloek ik wel eens een paar honderd woorden per keer. Daarmee verrijk ik in ieder geval mijn vocabulaire. Dus nutteloos, is het zeker niet.
Toen we lagen te pitten droomde ik over een leven zonder regen. Waarom zou een deel van mijn leven nu in godsnaam hieraan uitbesteed worden, dacht ik. De schuldprojectie projecteerde ik altijd op mij, trouwens. Dat deed ik gewoon. Mijn karakter was absoluut niet die van een persoon die de schuld altijd bij anderen legt. Totdat het feitelijk gewoon klopt. Dan wel. Verder haatte ik mezelf tot in de diepste van de vezels. Dat u het weet.
In de middag dat volgde kreeg ik het pakketje dat ik via internet had besteld door de bezorger mijn huis binnen gesmeten. Ik riep ‘Ik ga een aanklacht hierover indienen’ en daarmee was de kous direct af. Een aanklacht had ik namelijk niet ingediend; zolang hij zich ervan bewust was dat ik dit niet pikte, vond ik het best. Hij excuseerde zich overigens niet; hij liep weer snel terug naar zijn bestelbusje om naar de volgende klant te gaan. Maar ik zag aan zijn gezicht dat hij het heel goed begreep wat ik hem duidelijk wilde maken, waardoor ik hem vrij liet gaan. Als een vogel in de lucht.
Tot onze verbazing regende het een paar dagen niet meer. We dachten dat het eindelijk voorbij was, maar niets bleek minder waar. Toen de krantenbezorger langskwam om het lokale dagblad in de brievenbus te doen, greep ik hem direct van de deurmat af en las ik spijtig genoeg dat we gewoon gelukkig hadden. Over enkele dagen zou het volgens het weerbericht weer enorm gaan regenen.
Mijn werk ging gewoon verder, by the way. Wat ik vergat te melden was dat ik enkele maanden geleden al te horen kreeg dat we weer konden werken, ditmaal wel thuis in plaats van op kantoor. Het brood moest niet voor niets ergens betaald van worden, en de huur kon anders ook niet voldaan worden, dus ik werkte gewoon vier dagen in de week van in totaal 36 uur. Het werk is zo eentonig en saai dat ik er eigenlijk geen hoofdstuk aan wil weiden. Oké, goed dan. Een paar alinea’s dan. Dan weet je in ieder geval hoe een werkdag er bij mij uitziet. Daarna gaan we weer over op iets anders. Gesnopen?
Hiervoor moeten we wel even deze dag snel voorbij laten gaan. Het avondeten bestond gewoon uit aardepol vlees groente, de nacht verliep prima, for the record.
Het werk begint om 9:00 ‘s ochtends, tot 17:30. Dat is incl. pauze. De koffieautomaat was mijn lievelingetje, de cappuccino’s en macchiato latte’s die daaruit kwamen waren ver-ruk-ke-lijk. Het beroep wat ik deed, was iets in de administratie. De apps van Microsoft waren daarom zeer populair op mijn werklaptop.
De meetings gingen ook via het internet. Niet echt geweldig, maar ik kon er mee door. De taken die ik moest vervullen waren onder andere het invullen van fraudegevallen van uitkeringen, de kostenpost van verschillende overheidsprojecten en de salariskosten van het personeel in het systeem zetten. Dat alles besloeg zo’n beetje mijn gehele werkdag.
Het is vrij makkelijk. Een paar klikken en het is zo gebeurd. Maar het vergt wel enorm veel energie van je lichaam. Ook de hele dag binnen zitten was niet bepaald funest te noemen. Daarom liep ik heel vaak buiten een paar km hard, tijdens de rust. Zodat ik er weer vol tegenaan kon, in het tweede bedrijf. Heel veel dingen die ik nodig had om thuis te kunnen werken kreeg ik gelukkig vergoed van de baas. De bureaustoel, de laptop, de monitor: zo’n beetje alles. Behalve gas-licht en de koffiepads.
Mijn vriendin werkte ook. Ze verdiende haar geld op dit moment in de horeca, maar soms had ze geen werk omdat het te hard regende waardoor het ook binnen niet erg fraai is voor de bezoekers en ze dus niet kwamen opdagen. Mijn salaris was omgerekend 2000,- netto trouwens. Rond de 3500 bruto per maand.
Na een dag werken was ik natuurlijk doodop. Zoals iedereen. Ik bracht de rest van mijn tijd vooral op de bank door, tenzij ik dus op vrijdag en in het weekend vrijaf had. Dat ik daar naar uit kijk, had je mogelijk al geraden. Mijn baan zou ik graag anders hebben gehad, maar ja, er zijn weinig vacatures voor mij beschikbaar op dit moment.
De avond brak en we speelde Mens-erger-je-niet. We speelden het niet volgens de spelregels. Als de pion een bepaalde route aflegde, deden we iets anders dan dat er in het boekje stond. Ook het spel spelen was eigenlijk niet altijd leuk te noemen, want gezelligheid was er nooit. Het zorgde geregeld voor ruzies allerlei andere akkefietjes. Grapje, grapje. Genoeg gezelligheid, zeker als alcohol aanwezig was.
De kat wilde graag meedoen. Dat zag ik aan haar kop, ik kon het daaraan aflezen. Jammer joh, je kan niet meedoen.
Dat had wel geweldig geweest hoor, als ook katten gewoon mee konden doen aan dit soort activiteiten. Waarom niemand zoiets heeft uitgevonden, verbaast me enorm.
De volgende morgen schoten we rechtop wakker door een enorme regenval en een flinke rukwind die al onze tuinstoelen heen en weer liet verplaatsen. De schrik zat er op dat moment goed in, kan ik je vertellen. Dat onze tuinstoelen direct daarna aan vervanging toe waren, zorgde ook voor een hartaanval en een toekomstige aanslag op mijn portemonnee. Maar goed, eerst ontbijten, dacht ik toen.
Bij het ontbijt spraken we over alles wat we hadden meegemaakt.

Geef een reactie Antwoord annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Archief

  • februari 2021
  • januari 2021
  • december 2020

Categorieën

  • Overig
  • Recensie
  • Releases
  • Satire

Meta

  • Inloggen
  • Berichten feed
  • Reacties feed
  • WordPress.org
© 2021 Teun | Aangedreven door Minimalist Blog WordPress thema