De Partij tegen de Hond

Dit korte verhaal, waar ik vandaag op stuitte, schreef ik in 2022, en om mijn blog een beetje op te fleuren leek het me leuk om dit met jullie te delen. Veel leesplezier!


Overal hangen ‘verboden voor honden’-boorden, de hondenbelasting is terug van weggeweest en hoger dan ooit en honden mogen alleen nog binnenshuis uitgelaten worden. Zwerfwonden worden het land uitgezet, hondenfokkerijen zijn op last van de overheid gesloten en wie alsnog met een hond naar buiten komt riskeert een celstraf. Het is 2030 als de vertrouwde viervoeter dankzij een genadeloze anti-hondencampagne uit het openbare leven is verdwenen. Welkom in het land zonder honden.

Tien jaar geleden zette een politieke partij het hele land op zijn kop. Het was de Partij tegen de Hond die als eerste de aanval opende op de hond. Het dier zou de wijken al decennialang onveilig maken en bovendien voor veel overlast zorgen, waren zij van mening toegediend. Het werd een groot succes: bij de landelijke verkiezingen werden ze de op-een-na grootste partij van het land met als gevolg dat de trouwe viervoeter steeds verder uit het straatbeeld verdween. Wie stond er aan het roer, wiens idee was het om zo fel tegen een geliefd huisdier ten strijde te trekken? Die naam luistert naar Julian Nielsen, een dertigjarige kroegbaas uit Leiden.

Op een dinsdag in september gebeurde het, zo’n twaalf jaar geleden. De zomer was reeds opgegaan in de herfst en het uitgaansleven stond volop in bloei. Julian dweilde de bar van zijn bescheiden café terwijl zijn barman een biertje voor iemand tapte. Het was een kleine kroeg, er zat plek voor zo’n twintig man. Tijdens het schoonmaken betrad iemand de zaak. Het was een vrouwtje met een hond die het café inliep. De buldog die ze bij haar had zag er gevaarlijk uit: zijn ogen lieten tekenen van boosheid zien en zijn mondhoeken hingen naar beneden. Sip keek hij voor zich uit. Om zijn hals hing daarnaast een ketting die verbonden was aan een zwarte leren riem. Het dier liep mank alsof zijn rechterpoot gebroken was, en het vrouwtje moest aan de riem trekken om hem in beweging te krijgen. Wat opviel was dat het beest zich daar niet tegen verzette: hij gaf geen kik, gaf zich over aan de touw die het machtsverschil tussen de mens en zijn zelfgeschapen huisdier symboliseerde. En omdat zijn barman een andere klant bediende, moest de kroegbaas zich over haar bestelling ontfermen.

‘Wat mag het zijn?’ vroeg Julian toen ze voor hem stond. Ze keek naar de menukaart die rechts van haar stond. Op een groot bord was het menu in krijt geschreven. Met grote letters. Omdat ze erg lang aan het nadenken was, kon Julian zich moeilijk concentreren. Onvermijdelijk dwaalde zijn gedachten af naar wat oude herinneringen uit zijn jeugd. Hij keek een beetje voor zich uit en zag dat ze hard aan het nadenken was over welke keuze ze zou maken, alsof het een kwestie van leven of dood was. Ze bleef nadenken en het ongeduld bij Julian nam steeds verder toe.

Maar toen riep de hond ineens, uit het niets: ‘woef!’ Opeens was de waanzinnige stilte doorbroken op een manier hoe alleen honden dat kunnen doen: onverwachts, hard, en met heel veel kabaal. Julian schrok van het geluid, knipperde met zijn ogen om weer scherp te kunnen zien, maar deed alsof hij schrok van een bierglas die toevallig gelijktijdig op de grond viel. Vervolgens zei de vrouw: ‘Doet u voor mij maar een groot glas Amstel. En oh ja, schrik niet van mijn hond. Hij bijt niet.’ Julian glimlachte uit beleefdheid en draaide zich om naar de biertapper om het bier erin te schenken. Hij beefde nog na van het schrikmoment. Het schuim ging over de randen van het glas heen, zo vol zat het.

Toen hij het aan haar gaf, maakte de hond een rustige indruk op hem. Hij wilde alleen maar wat aandacht, zo leek het. De vrouw rekende af en nam plaats achter een ronden tafeltje, ergens achterin, aan het raam. Haar hond zou vrijwel al die tijd bij haar zijn gebleven.

Een half uur later begon het te regenen. Als bakstenen uit de hemel vielen de regendruppels neer op de grond. Het geruis van de wind en het gekletter van de regen galmde door het hele café heen. Bijna iedereen was intussen al vertrokken, behalve die ene vrouw. Ze haalde nog een biertje en sprak met een andere vrouw die later kletsnat binnen zou zijn gekomen. Waarschijnlijk kenden de twee elkaar. Misschien ook niet. Daar leek het althans wel op.

De hond, die al die tijd koest op de grond lag te slapen, begon na een poosje langzaam maar zeker onrustig te worden. Zijn staart bewoog alle kanten op en er vloeide kwijl uit zijn mond. Alle tekenen waren daar op een hels kabaal, maar Julian had niets in de gaten; hij was druk bezig met de afwas en het runnen van de zaak. Even later uiteindelijk wél, omdat toen een jankend geluid van het beest in het café klonk.

‘Wat is er, Bassie?’ vroeg de vrouw op dat ogenblik terwijl ze haar hond een aai over zijn bol gaf. De hond kalmeerde en viel weer in slaap. Eind goed al goed, zou je denken. Maar niet veel later begon hij weer te jammeren. Het was op dat moment elf uur ’s avonds en het regende nog steeds. Julian waste wat bierglazen af en liet zich door het gejank van de hond niet afleiden.

De vrouw had de smeekbedes van haar hond niet in de gaten omdat ze met iemand anders aan het praten was. Vanwege de regenval praatte ze hard waardoor ze het hele geluid van het beest overstemde. En mede daardoor verloor ze ook nog eens de aandacht op hem met als gevolg dat het dier door de hele kroeg begon te struinen.

Achter de bar was Julian een bierglas aan het afdrogen. Hij keek naar de vrouw en had nog steeds niks door.  Het beest snuffelde op dat moment overal langs, en omdat de rest van het personeel al naar huis was had niemand het in de gaten. Zelfs de twee gasten die er nog waren, zo laat op de avond, hadden niks door, die waren zoals gezegd druk aan het praten. Julian zag het beest uiteindelijk in zijn gezichtsveld staan, pal voor zijn neus, en omdat het dier zo schattig en zo lief oogde, gaf hij zich over. Gehurkt liet hij zich door het beest likken en meerdere keren zou hij het dier hebben geaaid. Zonder problemen knuffelde hij het beest alsof het van hem was, alsof het elkaars beste maatjes waren en dat was niet lang geleden nog haast ondenkbaar geweest. In het verleden had hij namelijk een enorme hondenfobie die zijn leven sterk beïnvloedde. Hij had zo’n ontzettende pesthekel aan die - volgens zijn woorden - rotbeesten, dat hij buiten op straat bepaalde routes vermeed om geen mensen met honden te hoeven aantreffen. En als hij dan met een hond in gezelschap was, dan stak hij altijd zijn vingers in zijn oren, zo diep hij als hij kon, zodat hij het geblaf niet aan hoefde te horen.

Zijn ouders vonden hem een watje. Ze konden zich geen voorstelling maken van iemand die pijn aan zijn oren had als een hond erop los blafte, en al helemaal niet de mogelijkheid dat de spontaniteit van zoiets katachtige schrikreacties teweeg kan brengen.

Pas toen hij een bezoek aan de oorarts bracht, sloeg het besef bij zijn ouders van zijn hondenfobie toe. Pas toen zagen ze de ernst ervan in. Het harde blaffen heeft hem aan zijn rechteroor doof gemaakt, concludeerde zijn arts. En de hond die dat veroorzaakte, was Thierry. Het was een jonge Chihuahua die oppas vond bij zijn ouders, zo’n vijf jaar geleden, voor een week. Zijn moeder zei het nog maar eens tegen hem: ‘je leert er maar mee omgaan.’

Aanvankelijk dacht hij deze ellende te ontvluchten door op zijn kamer te verblijven totdat het voorbij was. Maar toen werd duidelijk dat het uitlaten van het beest tot één van de opdrachten behoorde die hem werden opgelegd. Je zou derhalve kunnen spreken van kindermishandeling, maar dat is te kort voor de bocht. Zijn ouders hadden de beste bedoelingen met hem, ze konden alleen niet geloven dat hij bang was voor honden en al helemaal niet voor het blaffen. Hij moest ermee leren omgaan, vonden ze, en dat kwam in de praktijk neer door zijn angst op te zoeken.

Gezien hun achtergrond was dat een logische en onvermijdelijke oplossing die aangedragen werd. Zijn moeder dacht namelijk stellig dat acupunctuur haar wist te genezen van haar migraine, terwijl zijn vader geloofde in de werking van bepaalde vage drankjes op zijn immuunsysteem. En daarmee moest Julian het gedurende zijn hele jeugd dus mee doen. Het mag geen wonder heten dat Julian een moeilijke jeugd heeft gehad.

De klok sloeg intussen vijf voor twaalf. De vrouw was van haar stoel afgestapt om naar haar hond te gaan zoeken. De man door wie ze de hele avond vergezeld was zocht met haar mee. ‘Bassie!’ riepen de twee. ‘Bassie!’

Al vrij snel vonden ze het beest. Ze stonden voor Julian die zei dat het een leuke hond was en vroeg hoe hij heette. ‘Bas,’ zei de vrouw, ‘hij komt uit het asiel.’ Ze pakte de riem op. En toen ze eraan begon te trekken, begon de hond zich hevig te verzetten. Hij begon luid te blaffen en zijn staart kwispelde in de rondte. De vrouw trok aan de riem zo hard als ze kon, maar de hond was te sterk: het rende als een wild paard alle kanten op. De hele boel werd vervolgens aan gort geslagen. Alles ging kapot. Julian moest lijdend toezien hoe zijn hele zaak naar de knoppen ging. Tot overmaat van ramp speelde zijn angst voor honden ook weer op, alsof het niet erger kon.

Terwijl de vrouw in volle paniek haar hond probeerde te vangen schakelde Julian de politie in. Die arriveerden snel en vingen ten slotte het beest.

Een poosje later was de rust weer wedergekeerd. De hond had een grote ravage achtergelaten. De vrouw verontschuldigde zich bij Julian en bood aan de kosten op haar te nemen. De verzekering zou een deel voor hun rekening hebben genomen, en ook een inzamelingsactie van de buurt schoot hem ten hulp. Julian bedankte iedereen voor de hulp en steun. Maar zijn haat en afschuw voor honden, die zou hij hierdoor weer helemaal terug hebben gekregen. Het vormde zodoende het prille begin van een activistische periode in zijn leven die alles op zijn kop zette. Zijn missie was duidelijk: weg met honden. De hond die in zijn kroeg een bende had gemaakt, moet boeten.

De eerste weken na het voorval begon hij in zijn werkkamer zijn ideeën uit te werken. Hij woonde een paar straten verderop in een klein rijtjeshuis met alleen zijn kat Felix die hem van gezelschap voorzag. Ze waren elkaars beste maatjes.

Het was avond. Buiten fonkelde de sterren zoals vanouds aan de pikdonkere hemel. De kamer waarin hij zich begaf werd verlicht door de enige lamp op zijn bureau. Het was daardoor in grote delen van de kamer donker.

Julian had voor de hele maand vrij genomen. Er was voldoende personeel die hem tijdens die weken kon vervangen, en normaal nam hij nooit vrij. Dat kwam doordat hij zich als kroegbaas 24/7 inspande voor zijn bedrijf. Maar omdat hij nu met iets veel belangrijkers bezig was, vond hij het nodig om vrij te nemen zodat hij zich hier volledig op kan focussen. Zodoende zat hij hier dus in zijn werkkamer om acht uur ’s avonds na te denken over zijn missie die hij zichzelf oplegde.

De kat die er ook was begon languit op zijn bureau te liggen, precies op de stapels papier die er lag en waar hij op schreef. Julian probeerde de kat daarvan weg te jagen door een sissend geluid in haar richting te maken, en nadat Felix een andere kant op ging, stootte het dier zijn bier om, waarop hij moest vloeken. ‘Rotbeest!’, riep Julian naar de poes die naar de hoek was gelopen om daar te gaan liggen. De kat negeerde zijn getier volledig, keek hem aan alsof hij gek was, sloot haar ogen en sukkelde in.

Tegen enen zou Julian uiteindelijk pas naar bed zijn gegaan. Hij had dan al aardig wat ideeën op papier gezet. Zelfvoldaan viel hij onmiddellijk in slaap, om de hele nacht te dromen over zijn wilde en stoutste ideeën.

De volgende morgen werd hij om elf uur ’s ochtends wakker. Het licht van de pas doorgebroken zon viel recht door het tulen gordijn heen. Hij stond op om zich aan te kleden en las zijn zelfgeschreven stukken bij het ontbijt door. Zijn kat liep hem tegemoet en hij zei dat het hem speet gisteravond zo fel te hebben gereageerd. Maar hij zei ook dat zijn missie voor haar eveneens van groot belang was. De kat, die er niets van begreep, mauwde terug.

Direct na het ontbijt was hij buiten voor een wandeling in het park. De lucht was strakblauw en de zon scheen, al gaf het geen warmte. Op zijn route kwam hij mensen met honden tegen die naar hem blafte. Hij walgde ervan maar liep rustig door. Tijdens het lopen dacht hij na over zijn ideeën, en genoot hij van het uitzicht. Dat het herfst was, daar schroomde de natuur niet om zich voor uit te komen. Zijn pad was bezaaid met goudgele bladeren en dennenappels en overal lagen plassen water van de regenbui van gisternacht. Buiten voelde het frisjes aan. Hij rook de verse herfstgeur die in de lucht hing en stapte in uitwerpselen van een hond. ‘Belachelijk dat er daar niet strenger op gehandhaafd wordt’, klaagde hij daarover. Stug liep hij door.

Op de weg terug stuitte hij na een tijdje op een man die aan het spelen was met zijn hond. Het ging er gezellig aan toe. Bij iedere gooi bracht de hond de bal weer netjes terug aan zijn baasje die hem gehurkt zat op te wachten met een kluif in zijn hand. En bij iedere gooi in de lucht blafte de hond hard, bijzonder hard.

Toen Julian daar langs kwam lopen, richtte het beest zich opeens tot hem, alsof hij tot vijand verklaard werd. Julian wilde van niets weten en zette zijn wandeling voort. De hond bleef hem nochtans aankijken. Julian voelde hem in zijn nek hijgen terwijl hij steeds verder liep. Hij wist dat hij in de gaten werd gehouden door de hond. En vanwege het gehijg, de herfstzon, de herfstlucht en zijn angst die hierdoor begon op te spelen, begon hij ernstig te zweten. Zijn voorhoofd en zijn rug waren kletsnat geworden van het zweet die zich daar ophoopte. Julian durfde niet achterom te kijken. Eigenlijk wilde hij wegrennen, maar omdat hij zich niet wilde overgeven aan de terreur deed hij dat niet. En dus bleef hij doorlopen en doorlopen. En nadat hij het einde van zijn pad naderde, toen hij voor het bos stond waarin de route verderging, gebeurde het. De hond rende achter hem aan. Huppelend. Door de angst stond Julian verstijfd stil. Het baasje schreeuwde naar de hond, maar het dier wilde niet gehoorzamen. En toen hij eenmaal voor hem stond, met de bal in zijn bek geklemd, deed Julian niets. De hond bleef aandringen. En toen hij op Julian sprong, was het gedaan.

Zijn gezicht zat even later vol onder de kwijl door het lebberen van de hond, en door zijn boze toon richting de hond zou het dier al grommend de genadeklap bij hem hebben toegebracht: een beet in zijn gezicht. Het baasje rende op zijn snelst naar hem toe terwijl Julian roerloos op de grond lag. ‘Foei!’ riep de man naar het beest. ‘Foei!’

De hond stapte van Julians lichaam af en keek met puppy-ogen onschuldig voor zich uit. Het maakte daarbij wat zachte geluiden. Het was zich van geen kwaad bewust. De man, die zichtbaar in paniek was, en verder opvallend zachtaardig voor zijn hond, belde een ziekenwagen die Julian later aan zijn verwondingen zou hebben geholpen. En de hond? Die kreeg een tik op zijn vingers.

De dagen regen zich aaneen en een volle maand ging voorbij. Het was een maandagavond als Julian de eerste versie van zijn manifest online heeft gezet. Het was laat, omdat hij net terug was van zijn kroeg na een dag hard zwoegen. Languit lag hij op de bank daarvan uit te putten. Het was een bijzondere dag en wel omdat hij het anti-hondenbeleid aan zijn personeel bekendmaakte. Op dictatoriale wijze voerde hij het na een korte raadpleging in. Niemand tekende bezwaren aan, iedereen deelde zijn mening over honden en stond achter het idee om ze te weren. Dit moment uit zijn leven ging daarmee de geschiedenisboeken in en vormde het startschot van zijn beweging.

De pers kreeg er later lucht van waardoor hij steeds meer mensen achter zich aankreeg. En toen hij een linkje deelde naar zijn manifest op zijn sociale media-account, was alles begonnen.

Het was weekend, een zaterdag om precies te zijn, toen Julian thuis op de bank zat. Zijn kroeg liet hij even voor wat het is, het personeel wist er wel raad mee. Hij was uit pure verveling aan het televisiekijken en bij een reportage ging het over de Aziatische gewoonte honden te eten als delicatesse. Julian glimlachte terwijl hij het aanhoorde. Zijn maag rammelde. Hij zou het dolgraag een keer willen proberen, dacht hij. Om iets te bikken te hebben stond hij op om een plakje worst uit de koelkast te halen. En toen hij weer plaatsnam op de bank, kwam de kat aangestormd om naast hem te liggen. De avond was gevallen.

De volgende dag stond hij vroeg op om het grofvuil weg te brengen. Buiten werd hij opgeschrikt door de waakhond van zijn buren. Die mormel die hem uit zijn slaap heeft gehaald. Hij liep langs de tuinschutting waarachter het zich afspeelde. Het beest blafte onnodig hard, maar het baasje greep niet in.

Een poosje later kwam hij aan bij de milieustraat. Hij gooide de vuilniszakken in de containers en maakte een praatje met de aanwezigen aldaar. ‘Jij bent toch die meneer van die anti-hondenmanifest?’ vroeg een man. ‘Ja’, antwoordde Julian. ‘Ik wil je zeggen dat je goed werk verricht. Ga zo door’, zei hij. De man gaf hem een schouderklopje en liep naar zijn auto. Julian lachte, zij het wat verlegen, maar de man was al uit zijn zicht verdwenen.

Langzaam begon daarna het besef bij Julian door te dringen. Terwijl hij weer huiswaarts keerde begon hij het te begrijpen. Zijn beweging groeit enorm, groter dan verwacht. Aanvankelijk wilde hij alleen een statement maken. Maar dat het zo heeft uitgepakt, had hij nooit op gerekend. Deze kans moet hij met beide handen aangrijpen besefte hij en stak het zebrapad over.

De middag daarop dronk hij een kop koffie in de stad. Het zinderde daar van de gezelligheid. Mensen waren luid aan het praten. Julian zat in zijn eentje aan een ronde tafel een bakkie te doen onder de grauwe en koude lucht en keek omhoog naar een vliegtuig dat op dat ogenblik overvloog. Hij dacht na en overwoog zijn kroeg van de hand te doen zodat hij meer tijd vrij kon maken voor zijn beweging. Maar toen hij in de krant las over de reportage die hij gisteren zag, zag hij ervan af. Hij zou hondenvlees gaan serveren in zijn café. Gewoon, voor de gein, meer niet. Met een tevreden gezicht keek hij, zijn koffie in zijn linkerhand, om zich heen en voor het eerst sinds tijden voelde hij zich weer gelukkig.

Het werd snel avond. Weer thuis op de bank keek hij televisie, zoals gewoonlijk. Het licht van zijn tv lichtte zijn hele huis op. ‘Bijtincidenten door honden toegenomen’, begon de presentator het journaal terwijl een brommer door de straat reed. Een expert die te gast was om erover te praten maakte zich zorgen over de toename daarvan. Volgens hem moet de samenleving het gesprek aangaan wat betreft honden. Hij zei verder dat de invloed van baasjes niet overschat moet worden. ‘Een pitbull is een agressief ras, dat zit in zijn karakter. Hondenbezitters laten hun dieren niet voor niets muilkorven dragen.’ De presentator vroeg ten slotte aan hem wat we hiertegen kunnen doen. ‘Wat we eventueel zouden kunnen doen, is een nul-tolerantiebeleid hanteren’, zei de expert daarop. ‘Dat wil zeggen: we moeten een hond die een dier of mens heeft aangevallen, direct een spuitje geven, omdat het toch al niet meer te redden is.’ Het mag geen verrassing heten dat de kroegbaas vol aan zijn lippen hing. Hij pakte de afstandsbediening om het geluid een paar tikken harder te zetten.

‘En verder?’ vroeg de presentator. ‘Nou, wat we verder kunnen doen is het volgende: het bezitten van honden ontmoedigen. We moeten het hondenbaasjes zo lastig mogelijk maken. Het is aan de politiek om dat verder uit te werken.’ Na het journaal zocht de kroegbaas zijn bed op. Hij was doodop.